Slachtoffers die lichamelijke schade of letselschade lijden, kunnen hiervoor trachten schadeloosstelling te bekomen van de aansprakelijke of diens verzekeraar of van de persoon die wettelijk voor de schade dient in te staan. In sommige gevallen is de aansprakelijke ongekend en kan getracht worden om een tegemoetkoming te bekomen van het Fonds voor slachtoffers van opzettelijke gewelddaden volgens de regels van de wetgeving terzake.
Het slachtoffer die zijn schade wenst te recupereren zal zijn lichamelijke schade moeten laten begroten aan de hand van de stukken die hij verzamelt. Eerst zal de omvang van de schade vastgesteld moeten worden door een geneesheer. Op grond van diens verslag kan uw raadsman de omvang van de schade begroten. Daarvoor wordt toepassing gemaakt van de meest recente Indicatieve Tabel 2020 en de heersende rechtspraak terzake.
Indien de schade niet minnelijk kan geregeld worden tussen partijen of diens BA-verzekeraar, kan het geschil over de lichamelijke schade aanhangig gemaakt worden voor de rechtbank.
De rechtbank zal oordelen op grond van de stukken en het verslag van de geneesheer. Het verslag van de geneesheer is een advies voor de rechtbank. De Indicatieve Tabel 2020 is een manier om lichamelijke schade door de rechtbank te bepalen. Doch kan de rechter hiervan ook afwijken en de schade forfaitair of anders gaan begroten. De Indicatieve Tabel 2020 werd opgesteld door een werkgroep van rechters bij de Politierechtbank en de Rechtbank van Eerste Aanleg en werd gepubliceerd in het Tijdschrift voor Politierechters van 2020/2 en wordt in principe om de vier jaar geëvalueerd.
DE VOORAF BESTAANDE TOESTAND
Indien wordt aangetoond dat het slachtoffer getroffen is of was door een fysiologische aandoening of door een ziekte die niet in verband staat met het schadeverwekkend feit, zal de geneesheer deze beschrijven en nagaan of de gevolgen verbonden aan deze voorafbestaande toestand zich ook zonder het schadeverwekkend feit zouden hebben voorgedaan. In voorkomend geval zal de geneesheer met deze gevolgen rekening houden bij zijn evaluatie.
WELKE SCHADEPOSTEN EN FORFAITS ZIJN OPGENOMEN IN DE INDICATIEVE TABEL 2020?
-
De tijdelijke schade
1.1. Medische kosten vóór consolidatie
Het komt aan het slachtoffer toe om een volledig overzicht te verschaffen van de medische en farmaceutische kosten die te wijten zijn aan het schadeverwekkende feit. Bij dit overzicht dienen de bewijsstukken van deze kosten te worden gevoegd, evenals een overzicht van de tussenkomsten van de mutualiteiten en/of hospitalisatieverzekeraar en/of andere gesubrogeerde derde-betalers.
Er dient rekening te worden gehouden met de ‘maximumfactuur’, zoals bepaald in de wet van 5 juni 2002.
1.2. Hulpmiddelen vóór consolidatie
1.2.1. Materiële hulpmiddelen vóór consolidatie
De materiële hulpmiddelen van welke aard ook, zoals orthesen, prothesen, technische hulpmiddelen, aanpassing woning en aan het voertuig dienen in rekening gebracht te worden. De uitgaven worden vergoed op basis van de voorgelegde bewijsstukken.
Deze hulpmiddelen kunnen ook in rekening gebracht worden voor de bepaling van de graad van de persoonlijke-, huishoudelijke- of economische ongeschiktheid.
1.2.2. Hulp van derden vóór consolidatie
Het slachtoffer dient de noodzaak om beroep te doen op hulp van derden, diens kwalificaties, de aard en de omvang van zijn prestaties in concreto te bewijzen en de facturen ervan voor te leggen.
De omstandigheid dat deze hulp wordt verleend door een naaste van het slachtoffer, vormt op zich geen beletsel om deze te vergoeden. Bij gebrek aan bewijsstukken kan de hulp van een niet-gekwalificeerde hulpverlener worden vergoed door middel van een forfaitair bedrag van € 10,00 per gepresteerd uur.
1.3. Tijdelijke persoonlijke ongeschiktheid (TPO)
De tijdelijke persoonlijke ongeschiktheid kan worden vergoed door een bedrag van € 34,00 per gewone dag hospitalisatie of per dag revalidatie in een gespecialiseerd centrum en door € 28,00 per dag tijdelijke ongeschiktheid aan 100% en vervolgens pro rata.
Behoudens uitzonderlijke omstandigheden wordt de specifieke schade, zoals pijnen, de tijdelijke esthetische schade, seksuele schade en genoegenschade, niet afzonderlijk vergoed.
Indien de pijnen toch afzonderlijk worden vergoed, stelt de Indicatieve Tabel 2020 de volgende bedragen per dag voor:
1/7: € 1,00
2/7: € 1,50 x 2 = € 3,00
3/7: € 2,00 x 3 = € 6,00
4/7: € 2,50 x 4 = € 10,00
5/7: € 3,00 x 5 = € 15,00
6/7: € 3,50 x 6 = € 21,00
7/7/ € 4,00 x 7 = € 28,00
Indien de esthetische schade toch apart wordt vergoed wordt deze bepaald op een schaal van 1 tot 7 (1 miniem – 2 zeer licht – 3 licht – 4 middelmatig – 5 ernstig – 6 zeer ernstig – 7 uitzonderlijk). De geneesheren dienen te bepalen of deze schade door een heelkundige ingreep verminderd kan worden, met opgave van de daaraan verbonden kosten en periode van tijdelijke ongeschiktheid, alsook nog mogelijke resterende schade.
Genoegenschade is de schade voor het ontberen van het genot dat het slachtoffer had uit een sportactiviteit of vrijetijdsbesteding die op doorgedreven wijze werd uitgeoefend door het slachtoffer vóór het schadegeval. Het slachtoffer dient daarvan het bewijs te leveren.
1.4. Tijdelijke huishoudelijke ongeschiktheid (THO)
De tijdelijke huishoudelijke ongeschiktheid kan worden vergoed door een forfaitair bedrag van € 20,00 per dag tijdelijke ongeschiktheid aan 100% en vervolgens pro rata, zowel voor een alleenstaande als voor een gezin zonder kinderlast. Dit bedrag wordt verhoogd met € 7,00 per kind ten laste.
Deze vergoeding wordt aangepast in functie van de bijdrage die elke partner in het huishouden levert. Bij gebreke aan concrete gegevens wordt de bijdrage gesplitst ten belope van 65% voor de vrouw en 35% voor de man.
1.5. Tijdelijke economische ongeschiktheid (TEO)
1.5.1. Verlies van inkomen
Het verlies aan inkomen moet steeds in concreto door het slachtoffer worden bewezen.
De schadevergoeding strekt ertoe hetzelfde netto-inkomen te verkrijgen als hetgeen het slachtoffer zou hebben verworven zonder het schadeverwekkend feit.
Als het netto-inkomen als basis gebruikt wordt, kunnen reserves worden toegekend voor de fiscale en sociale lasten op voorwaarde dat deze gevorderd worden.
1.5.2. Verhoogde inspanningen
Vanaf de herneming van de professionele activiteit kunnen verhoogde inspanningen worden geleverd. Gezien deze niet in concreto begrootbaar zijn, kunnen ze volgens de Indicatieve Tabel 2020 vergoed worden door een bedrag van € 25,00 per gepresteerde dag aan 100% ongeschiktheid en vervolgens pro rata.
1.6. Schade ontstaan tijdens de studies
1.6.1. Verhoogde inspanningen tijdens de studies
Indien het slachtoffer bewijst dat hij nog student is en de hervatting van zijn studies voor hem gepaard gingen met verhoogde inspanningen adviseert de Indicatieve Tabel 2020 de volgende forfaits:
Lager onderwijs: € 5,00 per gepresteerde dag
Middelbaar onderwijs: € 10,00 per gepresteerde dag
Hoger onderwijs: € 15,00 per gepresteerde dag
1.6.2. Verlies van een studiejaar
Die schade kan bestaan uit een materiële schade, een morele schade en een financieel verlies door achterstand in de schoolloopbaan.
1.6.2.1. Kosten omwille van verlies van studiejaar
Eerst en vooral kan er schade bestaan uit de kosten van het verloren studiejaar. Wanneer de schade niet concreet kan worden aangetoond, worden in de Indicatieve Tabel 2020 volgende forfaits geadviseerd:
Lager onderwijs: € 400,00
Middelbaar onderwijs: € 1.000,00
Hoger/universitair onderwijs: € 2.500,00 + huuruitgaven kot
1.6.2.2. Morele schade omwille van verlies van studiejaar
Het verlies van een studiejaar kan tevens gepaard gaan met de specifieke morele schade wegens het verlies van bijzondere studieactiviteiten en de frustratie van de leerling/student wegens de aantasting van zijn studietraject. De Indicatieve Tabel 2020 adviseert hiervoor de volgende forfaits:
Lager- en middelbaar onderwijs: € 2.500,00
Hoger/universitair onderwijs: € 3.800,00
1.6.2.3. Achterstand in de loopbaan
Het verlies van een studiejaar kan schade teweeg brengen ten aanzien van de toekomstige beroepsactiviteiten of loopbaan. Indien de achterstand in de loopbaan wordt bewezen, kan de actuele nettowaarde van het eerste jaar beroepsinkomen als basis dienen voor de berekening van de schade.
1.7. Schade geleden door de naastbestaanden
De Indicatieve Tabel 2020 bepaalt dat indien een naaste aantoont dat hij materiële schade heeft geleden die in causaal verband staat met het ongeval, hij hiervoor schadevergoeding kan bekomen. Op dezelfde wijze kan de naaste aanspraak maken op een vergoeding wanneer fysieke en/of psychische toestand van het slachtoffer uiterst zorgwekkend is.
-
De blijvende schade
Zodra blijkt dat de letsels niet meer verder evolueren, zal de arts de datum van consolidatie kunnen bepalen, alsook de eventuele blijvende schade.
Voor de vergoeding van de blijvende schade kent de rechtspraak drie wijzen van vergoeding, met name de toekenning van een rente, kapitalisatie of een forfait.
Bij de toekenning van een rente of de toepassing van een kapitalisatie, wordt telkens een onderscheid gemaakt tussen de schade geleden in het verleden en de toekomstige schade. Daarbij dient de datum van de rechtelijke beslissing of de minnelijke regeling in aanmerking genomen te worden.
Een rente komt erop neer dat het slachtoffer voor de toekomst een herzienbare en/of geïndexeerd periodiek bedrag ontvangt.
Kapitalisatie is de omzetting in een kapitaal van alle jaarlijkse, maandelijkse of dagelijkse bedragen over een periode waarover de vergoeding na de rechtelijke uitspraak verschuldigd is.
Een derde wijze van vergoeding is het toekennen van een forfaitair bedrag.
De rechter beoordeelt onaantastbaar, binnen de perken van de conclusies van de partijen, het bestaan en de omvang van de blijvende schade, alsook het bedrag de nodig is voor het volledig herstel van de schade.
2.1. Medische kosten na consolidatie
De geneesheren dienen te bepalen of er na consolidatie toekomstige behandelingen of zorg noodzakelijk zijn. In bevestigend geval zullen zij de aard, de frequentie, de kostprijs en de periodiciteit hiervan vastleggen.
Het slachtoffer dient een volledig overzicht te verschaffen van de medische- en farmaceutische kosten na consolidatie die te wijten zijn aan het schadeverwekkend feit en hiervan de bewijsstukken overmaken, evenals een overzicht van de tussenkomsten van de mutualiteit en/of hospitalisatieverzekering en/of andere gesubrogeerde derde-betalers.
Er dient rekening gehouden te worden met de ‘maximumfactuur’ zoals bepaald in de wet van 5 juni 2002.
2.2. Hulpmiddelen na consolidatie
2.2.1. Materiële hulpmiddelen na consolidatie
De materiële hulpmiddelen, zoals orthesen, prothesen en alle technische hulpmiddelen, aanpassingen aan de woning en aan het voertuig, dienen ertoe de schade te herstellen door te trachten het slachtoffer terug te plaatsen in een toestand die zo dicht mogelijk aanleunt bij deze die zou hebben bestaan indien het schadeverwekkend feit niet zou hebben plaatsgehad, dan wel hem een compensatie voor dit bewezen gedeelte toe te kennen. Deze uitgaven worden vergoed op basis van bewijsstukken. De toekomstige schade wordt berekend op basis van de voor dat specifiek slachtoffer meest aangewezen methode met mogelijke verdiscontering.
2.2.2. Hulp van derden na consolidatie
Het slachtoffer dient de noodzaak om beroep te doen op hulp van derden, diens kwalificaties, de aard en de omvang van zijn prestaties in concreto te bewijzen en de facturen ervan voor te leggen.
De geneesheren geven aan of de toestand van het slachtoffer na de consolidatie al dan niet hulp van derden (gekwalificeerd of niet) noodzakelijk maakt. In het bevestigend geval geven de geneesheren de aard en de in uren uitgedrukte omvang ervan aan, rekening houdend met de bestaande en de beschikbare hulpmiddelen.
De omstandigheid dat deze hulp wordt verleend door een naaste van het slachtoffer, vormt op zich geen beletsel om deze te vergoeden. Bij gebrek aan bewijsstukken kan de hulp van een niet-gekwalificeerde hulpverlener worden vergoed mits een forfaitair bedrag van € 10,00 per gepresteerd uur.
Wat de toekomstige schade betreft, kan deze worden vergoed op basis van de voor het specifiek slachtoffer meest aangewezen methode, met mogelijke verdiscontering.
2.3. De blijvende persoonlijke, huishoudelijke en economische ongeschiktheid
2.3.1. Blijvende persoonlijke ongeschiktheid (BPO)
2.3.1.1. Algemeen
De geneesheren bepalen op een schaal van 0 tot 100 de graad van blijvende persoonlijke ongeschiktheid die de aantasting van deze fysieke en/of psychische integriteit heeft op het dagelijks leven van het slachtoffer, en dit onafhankelijk van de eventuele huishoudelijke en de economisch ongeschiktheid, die afzonderlijk worden geëvalueerd.
Het is aan de deskundigen om dit percentage te bepalen eens er consolidatie zal zijn.
Ofwel wordt deze persoonlijke ongeschiktheid vergoed door middel van de kapitalisatiemethode, ofwel een geïndexeerde rente, ofwel een forfait. In de indicatieve tabel van 2020 zijn deze forfaits in een tabel opgenomen.
2.3.1.2. De specifieke schade (pijn, esthetische schade, seksuele schade en genoegenschade)
De geneesheren dienen verder aan te geven of er specifieke schade is na consolidatie.
In de mate dat daarmee geen rekening werd gehouden bij het bepalen van de graad van de blijvende persoonlijke ongeschiktheid, dienen de geneesheren die specifieke schade (pijnen, esthetische schade, seksuele schade, genoegenschade) te schrijven en verduidelijken zij de aard ervan.
De ernst van de pijnen worden bepaald op een schaal van 1 tot 7 voor de gehele of gedeeltelijke periode van tijdelijke persoonlijke ongeschiktheid.
De esthetische schade wordt bepaald op een schaal van 1 tot 7 (1 miniem – 2 zeer licht – 3 licht – 4 middelmatig – 5 ernstig – 6 zeer ernstig – 7 uitzonderlijk). In de Indicatieve Tabel 2020 staat een tabel met daarop de forfaits volgens de leeftijdscategorie en de ernst van de esthetische schade. De geneesheren bepalen of deze schade door een heelkundige ingreep verminderd kan worden, met opgave van de daaraan verbonden kosten en periode van tijdelijke ongeschiktheid, alsook nog mogelijke resterende schade.
Ook de blijvende seksuele schade en genoegenschade wordt beschreven door de deskundigen.
De seksuele schade kan als zeer specifieke schade afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking komen. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds de schade door het verlies of de aantasting van het seksuele leven (bv. impotentie, anorgasmie, aantasting van libido of gevoelloosheid) en anderzijds het verlies van zekerheid op nageslacht, waaronder sterilisatie. De kosten verbonden aan de noodzaak van bijvoorbeeld een keizersnede of kunstmatige inseminatie kunnen voor vergoeding in aanmerking komen. Zowel de materiële schade (o.m. de aankoop van medicatie, medisch materiaal, medische ingrepen, …) als de uit de noodzakelijke ingrepen voortvloeiende aantasting op psychisch vlak kunnen worden vergoed.
De partner van het slachtoffer die hierdoor schade lijdt, kan om vergoeding ervan verzoeken.
Als het slachtoffer ten gevolge van het schadeverwekkend feit een bewezen op doorgedreven wijze uitgeoefende sport of hobby geheel of gedeeltelijk dient stop te zetten, dan wordt dit genoegenschade genoemd die afzonderlijk kan worden vergoed.
2.3.2. Blijvende huishoudelijke ongeschiktheid (BHO)
De geneesheren dienen te bepalen of en in welke mate (op een schaal van 0 tot 100) de aan het schadeverwekkende feit toe te schrijven blijvende letsels een invloed hebben op de huishoudelijke geschiktheid van het slachtoffer.
Deze post wordt door de deskundigen bepaald op een schaal van 0 tot 100% blijvende ongeschiktheid die de aantasting van de fysieke of psychische integriteit heeft op de huishoudelijke taken van het slachtoffer voor de periode vanaf consolidatie tot het overlijden van het slachtoffer. Er wordt daarbij rekening gehouden of het slachtoffer alleenstaande is of samenwonend/gehuwd.
Indien de blijvende huishoudelijke ongeschiktheid wordt vergoed door middel van de kapitalisatiemethode, dienen niet noodzakelijkerwijze dezelfde basisbedragen als deze voor de tijdelijke ongeschiktheid in aanmerking te worden genomen. Naargelang de specifieke elementen van de zaak kunnen zij in min of in meer worden aangepast. Bij de toepassing van de kapitalisatiemethode zal evenwel rekening worden gehouden met de gebruikelijk te verwachten evolutie van de gezinssamenstelling van het slachtoffer.
Naast de kapitalisatiemethode kan gekozen worden voor de toekenning van een forfaitair bedrag. De Indicatieve Tabel 2020 voorziet in een tabel met forfaits per leeftijd van het slachtoffer. De forfaitaire vergoedingen moeten worden aangepast aan de omvang van de bijdrage van het slachtoffer in het huishouden. Bij gebreke aan concrete gegeven wordt de bijdrage gesplitst ten belope van 65% voor de vrouw en 35% voor de man. Er kan steeds een andere bijdrage voorgesteld worden, afhankelijk van de samenstelling van het gezin.
2.3.3. Blijvende economische ongeschiktheid (BEO)
2.3.3.1. Algemeen
De materiële schade die een slachtoffer lijdt als gevolg van een blijvende economische ongeschiktheid kan zowel bestaan uit een inkomensverlies, als uit een aantasting van de economische waarde op de arbeidsmarkt, als uit de eventuele noodzaak om verhoogde inspanningen te leveren tijdens de uitoefening van zijn beroepsactiviteit.
De geneesheren dienen te bepalen of en in welke mate (op een schaal van 0 tot 100) de aan het schadeverwekkend feit toe te schrijven blijvende letsels een aantasting van de arbeidsgeschiktheid van het slachtoffer uitmaken, meer bepaald rekening houdend met zijn vroegere beroepsactiviteit, zijn actueel beroep, de tot dan reeds uitgeoefende professionele en andere winstgevende activiteiten die redelijkerwijze binnen zijn mogelijkheden blijven, in acht genomen zijn opleiding en kwalificaties en de reële en met zijn leeftijd verenigbare aanpassingsmogelijkheden.
2.3.3.2. Inkomstenverlies
Het basisinkomen waarop de berekening gebaseerd wordt, moet in concreto worden begroot. Aan slachtoffers van jonge leeftijd die nog geen of een gering inkomen hebben, moet bijzondere aandacht worden besteed.
Het netto-inkomen moet in aanmerking worden genomen, tenzij wordt aangetoond dat de fiscale en sociale lasten op de toe te kennen vergoeding gelijkwaardig zijn aan deze die het verdiende inkomen belasten. Als het netto-inkomen als basis wordt gebruikt, kunnen reserves worden toegekend voor de hogergenoemde fiscale en sociale lasten.
Het inkomen kan worden verhoogd als toekomstige loonsverhogingen los van de indexering kunnen worden aangetoond.
Het is aangewezen rekening te houden met een referentieperiode gespreid over meerdere jaren, inzonderheid indien het slachtoffer een zelfstandige is.
2.3.3.3. Verhoogde inspanningen
De geneesheren zullen eveneens aandacht hebben voor de mogelijks door het slachtoffer geleverde of te leveren verhoogde inspanning vanaf de herneming van de professionele activiteit, deze desgevallend beschrijven.
Indien de verhoogde inspanningen worden vergoed door middel van de kapitalisatiemethode, dienen niet noodzakelijk dezelfde basisbedragen als deze voor de tijdelijke ongeschiktheid in aanmerking te worden genomen. Naargelang de specifieke elementen van de zaak, kunnen zij in min of in meer worden aangepast.
Deze vergoeding kan enkel worden toegekend voor de dagen tijdens dewelke effectief wordt gewerkt.
2.3.3.4. Forfaitaire vergoeding
Wanneer toepassing wordt gemaakt van de forfaitaire vergoeding voor de economische ongeschiktheid dan verwijst de Indicatieve Tabel 2020 opnieuw haar tabel met forfaits per leeftijd.
2.3.3.5. Postprofessionele schade waaronder pensioenschade
Postprofessionele schade is de materiële schade voortvloeiend uit de onmogelijkheid om, vanaf het pensioen, nog lucratieve activiteiten uit te oefenen, andere dan deze tijdens de professionele loopbaan.
Tevens kan er rekening worden gehouden met de gebeurlijke bewezen weerslag van de gevolgen van het schadeverwekkend feit op de rechten op een rustpensioen van het slachtoffer
2.4. Schade geleden door de naastbestaanden
Indien de naaste van het slachtoffer aantoont dat hij materiële schade lijdt in causaal verband met het schadeverwekkend feit dat het slachtoffer is overkomen, kan hij hiervoor worden vergoed.
Deze naaste kan ook aanspraak maken op vergoedingen van de schade die hij lijdt door het aanzien van het slachtoffer, waarvan de dagelijkse en langdurige toestand gekenmerkt wordt door een uitzonderlijke psychische, fysieke of mentale aftakeling. De Indicatieve Tabel 2020 voorziet hiervoor geen forfaits. Hiervoor dient best verwezen te worden naar rechtspraak over gelijkaardige casussen.
2.5. Voorbehoud
De geneesheren dienen te bepalen of er reserves moeten voorzien worden voor de toekomst en in dat geval geven zij, in de mate van het mogelijke, het voorwerp en de duur ervan aan.
De Indicatieve Tabel 2020 stelt dat zowel de door de geneesheren weerhouden medische reserves, als de fiscale reserves, die een weerslag hebben op de toegekende vergoedingen uit hoofde van het verlies van loon of inkomen, vermeld dienen te worden in de rechtelijke uitspraak.
-
Schade door overlijden
3.1. Begrafeniskosten
De begrafeniskosten maken in principe een last uit van de nalatenschap. Zij worden echter door de aansprakelijke terugbetaald aan de persoon die deze kosten effectief heeft gemaakt. Buitensporige uitgaven kunnen worden herleid. Bij vergoeding van grafkelders, grafzerken, grafmonumenten en concessies wordt eventueel rekening gehouden met het aantal voorziene plaatsen.
Er moet rekening worden gehouden dat deze uitgaven een vervoegde betaling kan uitmaken:
- Indien de waarschijnlijke overlevingsduur van degene die de schade draagt langer is dan deze die het slachtoffer, zou deze laatste ook zonder het schadeverwekkend feit de begrafeniskosten hebben moeten dragen en bestaat zijn schade uit de vervoegde betaling ervan. De schade bestaat alsdan uit het verschil tussen de huidige en de contante waarde van een bedrag dat normaal uitgegeven zou zijn op de vermoedelijke toekomstige datum van het overlijden, gesteld dat er geen schadegeval zou zijn gebeurd. Dit is bv. het geval wanneer kinderen hun ouder dienen te begraven.
- Indien de waarschijnlijke overlevingsduur van degene die de schade draagt, korter is dan deze van het slachtoffer, zou deze schadelijder de kosten normaliter niet hebben moeten dragen, zodat er geen verrekening dient te geschieden. Dit is bv. het geval wanneer ouders hun kind dienen te begraven.
3.2. Schade ex haerede
Volgens de Indicatieve Tabel 2020 omvat deze schade het geheel van morele en materiële schade die het slachtoffer lijdt tussen de datum van het schadeverwekkend feit en deze van zijn overlijden.
Deze schade, waarvan de vergoeding een schuldvordering uitmaakt van de nalatenschap, mag niet worden verward met de schade van de naastbestaande.
Indien bewezen wordt dat het slachtoffer zich bewust was van zijn nakend overlijden, kan, als vergoeding voor morele schade, een forfaitair bedrag van € 75,00 per dag worden toegekend.
3.3. Schade van de naastbestaande
3.3.1. De morele schade van de naastbestaande
Het overlijden van het slachtoffer raakt de naastbestaande emotioneel in die mate dat elke mogelijkheid om een affectieve band te beleven met deze persoon teniet wordt gedaan. De daaruit voortvloeiende schade, die onschatbaar is, moet worden vergoed volgens de Indicatieve Tabel 2020. De vergoeding beoogt de erkenning van het bestaan van het lijden.
De Indicatieve Tabel 2020 voorziet in een tabel met forfaitaire bedragen die bepaald worden in functie van de vermoede intensiteit van de affectieve band met het slachtoffer. Zo is bijvoorbeeld het forfait voor een ouder-kind relatie hoger dan deze voor een grootouder kind relatie.
Vermits elk schadegeval bijzonder is, kunnen deze forfaitaire bedragen worden aangepast rekening houdend met de specifieke omstandigheden.
3.3.2. De materiële schade van de naastbestaande
Het overlijden van het slachtoffer kan voor de naastbestaande een economisch verlies uitmaken. Er wordt in de Indicatieve Tabel 2020 een onderscheid gemaakt tussen verlies uit inkomen en verlies van de bijdragen van de huishoudelijke activiteiten geleverd door het slachtoffer.
3.3.2.1. Schade van de naastbestaande wegens het verlies van het inkomen van de overledene
Nabestaanden die voordeel haalden uit het beroepsinkomen van de overledene, kunnen slechts aanspraak maken op dat deel van het inkomen waaruit ze persoonlijk voordeel genoten of zouden kunnen hebben genoten. Het is dan ook belangrijk het aandeel van het persoonlijk onderhoud van het slachtoffer te bepalen.
Het aandeel van het persoonlijk onderhoud van het slachtoffer wordt berekend op basis van het gezamenlijk gezinsinkomen en dient in mindering te worden gebracht van het eigen inkomen van het slachtoffer.
Bij de begroting van het aandeel voor het eigen onderhoud moet onder meer rekening worden gehouden met de leeftijd van de partner en de kinderen, de vaststelling dat het om een eenverdienersgezin dan wel om een tweeverdienersgezin gaat, het niveau van het inkomen, de levensstandaard van het gezin, het beroep van de overledene, de vraag of het echtpaar een gemeenschappelijk vermogen zou opbouwen en de gemeenschappelijke lasten.
Bij het vaststellen van het aantal gezinsleden kan rekening worden gehouden met het feit dat de kinderen op een bepaalde leeftijd het ouderlijke huis verlaten, waardoor het persoonlijk aandeel van de overledene zal toenemen. Men kan dus, voor de toekomst, in verschillende periodes met onderscheiden percentages voorzien. Bij gebreke aan andere criteria kan de leeftijd van 25 jaar voor het verlaten van de ouderlijke woonst in aanmerking genomen worden.
3.3.2.2. Schade van de naastbestaanden geleden door het verlies aan bijdrage in de huishoudelijke activiteiten geleverd door het slachtoffer
De huishoudelijke schade die door de overlevende partner wordt geleden, kan volgens de Indicatieve Tabel 2020 worden berekend op basis van het aandeel van het slachtoffer in de huishoudelijke activiteiten voor zijn overlijden, hetzij € 20,00 voor een huishouden zonder kinderlast, te verhogen met € 7,00 per kind ten laste, met een aandeel van 65% voor de vrouw en 35% voor de man, tenzij zich een andere verdeling opdringt naargelang de gezinssamenstelling.
Dit forfait wordt vervolgens gekapitaliseerd in hoofde van diegene die de minst lange levensduurverwachting heeft.
Er zal tevens rekening worden gehouden met de voorzienbare evolutie van de samenstelling van het kerngezin.
De rechter moet volgens de Indicatieve Tabel 2020 rekening houden met het aandeel uit hoofde van het persoonlijk onderhoud van het slachtoffer. In de regel wordt dit aandeel berekend in functie van de globale economische waarde van het gezin en vervolgens in mindering gebracht van de economische huishoudelijke waarde van het slachtoffer. Bij gebrek aan concrete beoordelingselementen kan dit aandeel forfaitair worden geraamd op 20% in het geval van een gezin zonder kinderlast en 15% indien het gezin minstens één kind telt.
-
Verplaatsingskosten
Het is aan het slachtoffer om een precies overzicht te verschaffen van zijn verplaatsingen. Indien de verplaatsingen forfaitair worden berekend, kan volgens de Indicatieve Tabel 2020 een vergoeding van € 0,35/km worden aanvaard, ongeacht het type voertuig.
-
Administratiekosten
Volgens de Indicatieve Tabel 2020 kan, indien omvang van de administratie-, correspondentie- en telefoonkosten en de daaraan bestede tijd niet in concreto kunnen worden bewezen, kan een forfaitaire tegemoetkoming van € 50,00 tot € 150,00 worden toegekend en dit in verhouding tot de complexiteit van de zaak.
-
Kledijschade
Wanneer het bestaan van een dergelijke schade aangetoond is, maar de omvang ervan niet precies kan worden bewezen, kan naar billijkheid, de gemiddelde waarde van de gehele kledij geschat worden op € 375,00, vetusteit inbegrepen. Deze raming heeft enkel betrekking op de eigenlijke kledijschade, met uitsluiting van de beschadiging van juwelen, uurwerken en vervoerde goederen of bijzondere uitrusting, waarvan het verlies, indien dit bewezen wordt, afzonderlijk kan worden geraamd. Indien de aankoopfactuur van de beschadigde kledij kan worden voorgelegd, wordt de vetusteit in aanmerking genomen.
-
Interesten en provisies
Op de diverse schadeposten voor het verleden worden intresten aangerekend. De vergoedende intresten maakt een bestanddeel uit van de schade en vergoedt zowel de schade voortvloeiend uit de vertraging van de betaling van de schadevergoeding als het nadeel van de muntontwaarding. Doorgaans wordt gerekend aan de wettelijke intrestvoet.
Meestal worden alvorens de schade volledige kan worden geraamd, provisie of voorschotten betaald door de verzekeraar van de schadeveroorzaker.
De betaalde provisies/voorschotten worden in de schadeberekening verhoogde met de creditinterest, eveneens doorgaans aan de wettelijke intrestvoet.
Voormelde uiteenzetting is geenszins een volledig overzicht. Het betreft een korte beperkte uiteenzetting. Deze uiteenzetting kan aldus in geen geval als juridisch advies worden beschouwd. Advocatenkantoor MM Justice aanvaardt geen aansprakelijkheid voor enige schade die iemand zou lijden door voort te gaan op deze informatie. Als U juridisch advies wenst, dient U contact op te nemen met een advocaat die U zal adviseren op basis van uw persoonlijke situatie.
02.02.2022
Contacteer ons