Naar verwachting zullen de nieuwe regels inzake buitengewone aansprakelijkheid uit nieuwe boek 6 van het Burgerlijk Wetboek op 1 januari 2025 in werking treden en onmiddellijk van toepassing zijn op feiten die aanleiding geven tot aansprakelijkheid en zich na deze datum hebben voorgedaan.

 

Dit boek 6 van het Burgerlijk Wetboek hervormt onder meer de samenloop van contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid, de aansprakelijkheid van hulppersonen, de grondslagen van de aansprakelijkheid, het causaal verband, de schade en schadeloosstelling en de pluraliteit van aansprakelijken.

 

Hieronder vindt U alvast een kort overzicht.

 

SAMENLOOP VAN CONTRACTUELE EN BUITENCONTRACTUELE AANSPRAKELIJKHEID

 

In het oude Burgerlijk Wetboek gold een samenloopverbod tussen contractuele- en extra-contractuele aansprakelijkheid.    Dit wordt in het nieuwe boek 6 van het Burgerlijk Wetboek als volgt hervormd.

 

Het principe is dat buitencontractuele aansprakelijkheid van toepassing is tussen contractanten. Doch dit principe geldt niet als het uitgeschakeld is in de wet of in een contract tussen partijen (art. 6.3§1 B.W.)

 

Bij schade veroorzaakt door contractbreuk kan de mede-contractant de verweermiddelen inroepen die voortvloeien uit zijn contract met de benadeelde, uit de wetgeving inzake bijzondere contracten en uit de bijzondere verjaringsregels die van toepassing zijn op het contract.  Doch deze verweermiddelen kunnen niet ingeroepen worden wanneer de fysieke of psychische integriteit aangetast is of wanneer er een fout met opzet om schade te veroorzaken is.

 

AANSPRAKELIJKHEID VAN HULPPERSONEN

 

Al wie meewerkt aan de uitvoering van de verbintenissen van de onderneming, opdrachtgever, overheid, vennootschap worden als uitvoeringsagent beschouwd.   Zijn aldus als uitvoeringsagent te beschouwen : onderaannemers, werknemers, statutaire ambtenaren, vrijwilligers, bestuurders.

 

In het oude Burgerlijk Wetboek gold een quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent die in het nieuwe boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt afgeschaft.

 

Het principe is dat buitencontractuele aansprakelijkheid van toepassing is  tussen de benadeelde en de hulppersonen van zijn medecontractant.  Doch dit principe geldt niet als het uitgeschakeld is in de wet of in een contract tussen partijen ( art. 6.3§2 B.W.).

 

Bij schade veroorzaakt door contractbreuk kan de hulppersoon van zijn medecontractant dezelfde verweermiddelen inroepen als zijn opdrachtgever, zijnde deze  die voortvloeien uit zijn contract met de benadeelde, uit de wetgeving inzake bijzondere contracten en uit de bijzondere verjaringsregels die van toepassing zijn op het contract.

 

De hulppersoon kan eveneens dezelfde verweermiddelen inroepen die hij zelf in dit verband tegen zijn medecontractant kan inroepen.

 

Met andere woorden buitencontractuele aansprakelijkheid tegen de hulpagent is mogelijk, maar deze kan verweer voeren uit zowel het hoofd- als het ondercontract.

 

AANSPRAKELIJKHEID VOOR EIGEN DAAD

 

Het voormalige artikel 1382 oud B.W. zal vervangen worden door artikel 6.5 van het nieuwe B.W. en luidt als volgt: “Eenieder is aansprakelijk voor de schade die hij door zijn fout aan een ander veroorzaakt.”

 

De nieuwe wet definieert het begrip fout (art. 6.6,§1 nieuw B.W.):  “De fout bestaat uit de schending van een wettelijke regel die een bepaald gedrag oplegt of verbiedt of van de algemene zorgvuldigheidsnorm die geldt in het maatschappelijk verkeer.”

 

Ook de algemene zorgvuldigheidsnorm wordt gedefinieerd (art. 6.6,§ 2 nieuw B.W.) als volgt:

 

“De algemene zorgvuldigheidsnorm vereist een gedrag dat overeenkomt met dat van een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde omstandigheden geplaatst. Bij de toepassing ervan kan onder meer rekening gehouden worden met:

1°de redelijkerwijze voorzienbare gevolgen van het gedrag;

2°de evenredigheid van het risico dat de schade zich voordoet, haar aard en haar omvang ten opzichte van de inspanningen en maatregelen nodig om haar te vermijden;

3°de stand van de techniek en van de wetenschappelijke kennis;

4°de eisen van goed vakmanschap en goede beroepspraktijken;

5°de beginselen van goed bestuur en goede organisatie.”

 

Doch er zijn in de wet verschillende gronden voorzien voor uitsluiting van de aansprakelijkheid voor fout, met name:

 

  • Overmacht (Art. 6.7 nieuw B.W.) : “Er is overmacht wanneer het onmogelijk is de toepasselijke gedragsregel na te leven.”

 

  • Andere gronden van uitsluiting van aansprakelijkheid voor fout zijn de onoverwinnelijke dwaling, de dwang, noodtoestand, handelen op bevel, wettige zelfverdediging en instemming van de benadeelde (Art. 6.8 nieuw B.W.):

 

“De persoon die de toepasselijke gedragsregel niet naleeft, is niet aansprakelijk op grond van artikel 6.5:

1°wanneer hij een onoverwinnelijke dwaling begaat, in feite of in rechte;

2°wanneer hij ingevolge fysieke of psychische dwang onmogelijk de in de wet bepaalde gedragsregels kan naleven;

3°wanneer een noodtoestand hem ertoe brengt een belang te vrijwaren dat aan een ernstig en dreigend gevaar is blootgesteld en waarvan de waarde hoger is dan het belang dat hij prijsgeeft;

4°wanneer hij handelt op grond van een bevel van de wet of van de overheid, tenzij dit bevel klaarblijkelijk onwettig is;

5°wanneer hij handelt uit wettige verdediging doordat een verweer noodzakelijk is ingevolge een onrechtmatige aantasting van zijn fysieke integriteit of een acute dreiging hiervan en dit verweer proportioneel is aan deze aantasting of dreiging;

6°wanneer de benadeelde geldig heeft toegestemd in de aantasting van belangen waarover deze kon beschikken.”

 

De nieuwe wet voorziet ook in een afwezigheid van aansprakelijkheid voor de minderjarigen van minder dan 12 jaar (art. 6.9 nieuw B.W.).   Dit is onafhankelijk van hun oordeelsvermogen op het ogenblik van het schadegeval.   De ouders of onderwijsinstelling kunnen wel nog aansprakelijk worden gesteld.

 

Voor de minderjarigen vanaf twaalf jaar,  en voor personen met een geestesstoornis, voorziet de wet in een aparte regeling (art. 6.10 en artikel 6.11 nieuw B.W.).  Zij kunnen wel aansprakelijk worden gesteld voor schade veroorzaakt door hun fout of door een ander tot aansprakelijkheid leidend feit.  De rechter kan echter oordelen dat de minderjarige geen schadeloosstelling verschuldigd is of de door hem verschuldigde schadeloosstelling beperken. De rechter doet hierbij uitspraak naar billijkheid, rekening houdend met de omstandigheden en met de economische en financiële toestand van de partijen. Wanneer de aansprakelijkheid van de minderjarige gedekt is door een verzekeringsovereenkomst, kan de rechter niet oordelen dat geen schadeloosstelling verschuldigd is, noch deze beperken tot een bedrag dat lager is dan dat waarvoor deze verzekeringsovereenkomst dekking verleent.

 

 

AANSPRAKELIJKHEID VOOR PERSONEN MET OUDERLIJK GEZAG (ART. 6.12 NIEUW B.W.)

 

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen minderjarigen van minder dan 16 jaar oud en minderjarigen van meer dan 16 jaar oud.   Voor de minderjarigen van minder dan 16 jaar oud geldt een foutloze aansprakelijkheid en is er geen weerlegging mogelijk.  Voor minderjarigen van meer dan 16 jaar oud geldt een weerlegbaar vermoeden.  De ouders, adoptant, voogden en pleegzorgers kunnen aantonen dat zij geen fout hebben gemaakt.

 

“Ouders, adoptanten, voogden en pleegzorgers, voor zover zij het gezag hebben over de persoon van een minderjarige van minder dan zestien jaar, zijn foutloos aansprakelijk voor de schade die deze laatste door zijn fout of door een ander tot aansprakelijkheid leidend feit veroorzaakt aan derden.”

 

“Ouders, adoptanten, voogden en pleegzorgers, voor zover zij het gezag hebben over de persoon van een minderjarige van zestien jaar of meer, zijn aansprakelijk voor de schade die deze laatste door zijn fout of door een ander tot aansprakelijkheid leidend feit veroorzaakt aan derden. Zij zijn niet aansprakelijk indien zij aantonen dat de schade niet te wijten is aan een fout van hun kant.”

 

AANSPRAKELIJKHEID VOOR PERSONEN BELAST MET TOEZICHT OP ANDEREN (ART. 6.13 NIEUW B.W.)

 

Op personen belast met toezicht op anderen zoals leerkrachten, toezichthouders, onderwijsinstellingen rust een weerlegbaar vermoeden van aansprakelijkheid.  Het nieuwe artikel luidt als volgt:

 

“De persoon die op grond van een wettelijke of reglementaire bepaling, een gerechtelijke of administratieve beslissing of een contract ermee belast is op globale en duurzame wijze de levenswijze van andere personen te organiseren en te controleren, is aansprakelijk voor de schade die deze laatsten door hun fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit veroorzaken aan derden terwijl zij onder zijn toezicht staan. Hij is niet aansprakelijk indien hij aantoont dat de schade niet te wijten is aan een fout in het toezicht van zijn kant.”

 

“Een onderwijsinstelling is aansprakelijk voor de schade die haar leerlingen door hun fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit veroorzaken aan derden terwijl zij onder haar toezicht staan. Zij is niet aansprakelijk indien zij aantoont dat de schade niet te wijten is aan een fout in het toezicht van haar kant.”

 

Gesloten instellingen, woonzorgcentra etc. zijn bijvoorbeeld personen die op globale en duurzame wijze de levenswijze van andere personen organiseren en controleren.   Babysitters, grootouders, jeugdvereniging en sportverenigingen vallen hier niet onder.

 

FOUTLOZE AANSPRAKELIJKHEID VOOR DE AANSTELLER (ART. 6.14 NIEUW B.W.)

 

Het oude artikel 1384, lid 3 oud B.W. wordt gemoderniseerd.  Er is niet langer sprake van meester en dienstboden.  Het nieuwe artikel luidt als volgt:

 

  • 1

”De aansteller is foutloos aansprakelijk voor de schade door zijn aangestelde aan derden veroorzaakt tijdens en naar aanleiding van de uitoefening van zijn functie, als gevolg van zijn fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit.

De aansteller is de persoon die voor eigen rekening in feite gezag over en toezicht op het gedrag van een ander kan uitoefenen.”

 

  • 2

“De rechtspersoon van publiek recht is foutloos aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door zijn personeelsleden aan derden tijdens en naar aanleiding van de uitoefening van hun functie, als gevolg van hun fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit, ook wanneer de toestand van deze personeelsleden statutair is geregeld of zij gehandeld hebben in de uitoefening van de openbare macht.”

 

FOUTLOZE AANSPRAKELIJKHEID VAN RECHTSPERSONEN VOOR HUN BESTUURSORGANEN EN DE LEDEN ERVAN (ART. 6.15 NIEUW B.W.)

 

“De rechtspersoon van privaat recht is foutloos aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door zijn bestuursorganen of door de leden, in rechte of in feite, van die organen aan derden tijdens en naar aanleiding van de uitoefening van hun functie, als gevolg van hun fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit.

De rechtspersoon van publiek recht is foutloos aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door zijn organen of de leden van zijn organen die geen deel uitmaken van zijn personeel aan derden tijdens en naar aanleiding van de uitoefening van hun functie, als gevolg van hun fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit.”

 

 

FOUTLOZE AANSPRAKELIJKHEID VOOR GEBREKKIGE ZAKEN (ART. 6.16 NIEUW B.W.)

 

“De bewaarder van een zaak is foutloos aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door een gebrek van die zaak.

De bewaarder is de persoon die de niet-ondergeschikte macht van leiding en controle heeft over de zaak. De eigenaar wordt vermoed bewaarder van de zaak te zijn, tenzij hij bewijst dat de bewaring bij een ander berust.

Een zaak is gebrekkig wanneer zij door een van haar kenmerken niet de veiligheid biedt die men gerechtigd is te verwachten in de gegeven omstandigheden.”

 

Zodra een gebrek in de zaak kan bewezen worden is de bewaarder hiervoor aansprakelijk.

 

In het nieuwe B.W. is er geen herneming van de aansprakelijkheid van de eigenaar van een ingestort gebouw (art. 1386 oud B.W. ) terug te vinden.   Dit zal voortaan onder de algemene aansprakelijkheid voor gebrekkige zaak vallen.

 

FOUTLOZE AANSPRAKELIJKHEID VOOR DE BEWAARDER VAN EEN DIER (ART. 6.17  NIEUW B.W.)

 

“De bewaarder van een dier is foutloos aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door dit dier.

De bewaarder is de persoon die de niet-ondergeschikte macht van leiding en controle heeft over het dier. De eigenaar wordt vermoed bewaarder van het dier te zijn, tenzij hij bewijst dat de bewaring bij een ander berust.”

 

CAUSAAL VERBAND

 

Het uitgangspunt blijft de noodzakelijke voorwaarde.  Daarbij zijn alle oorzaken in principe gelijk (equivalentieleer):

 

Art. 6.18, § 1, lid 1 nieuw B.W.

“Een tot aansprakelijkheid leidend feit is oorzaak van de schade indien het een noodzakelijke voorwaarde is voor deze laatste. Een feit is een noodzakelijke voorwaarde voor de schade indien de schade zich zonder dit feit, in de concrete omstandigheden die bestonden ten tijde van het schadegeval, niet zou hebben voorgedaan zoals deze zich heeft voorgedaan.”

 

Op dit uitgangspunt van noodzakelijke voorwaarde zijn twee correcties voorzien, één versoepeling en één verstrenging.

 

De versoepeling luidt als volgt:

 

Art. 6.18 §1, lid 2 nieuw B.W.

Indien een tot aansprakelijkheid leidend feit geen noodzakelijke voorwaarde is voor de schade om de enkele reden dat een of meer andere gelijktijdige feiten, afzonderlijk of samen, een voldoende voorwaarde zijn voor de schade, is het niettemin ook een oorzaak.”

 

De verstrenging luidt als volgt:

 

Art. 6.18 § 2 nieuw B.W.

“Er is evenwel geen aansprakelijkheid indien het verband tussen het tot aansprakelijkheid leidende feit en de schade dermate verwijderd is dat het kennelijk onredelijk zou zijn de schade toe te rekenen aan de persoon die wordt aangesproken. Bij deze beoordeling wordt in het bijzonder rekening gehouden met het onwaarschijnlijke karakter van de schade in het licht van de normale gevolgen van het tot aansprakelijkheid leidende feit en met de omstandigheid dat dit feit niet op betekenisvolle wijze heeft bijgedragen tot het ontstaan van de schade.”

 

Dit artikel zal ongetwijfeld een bron van betwisting vormen in de toekomst.

 

VERLIES VAN KANS

 

Als er onzekerheid is over het causale karakter van de fout dan kan men zich beroepen op een verlies van kans wat in artikel 6.22 nieuw B.W. staat opgenomen.

 

“Wanneer het onzeker is of de fout van de persoon die wordt aangesproken een noodzakelijke voorwaarde is voor de schade omdat de schade zich ook kon hebben voorgedaan indien deze persoon zich rechtmatig had gedragen eerder dan een fout te begaan, heeft de benadeelde recht op een gedeeltelijke schadeloosstelling voor de schade in verhouding tot de waarschijnlijkheid waarmee de fout de schade heeft veroorzaakt.”

 

ALTERNATIEVE OORZAKEN

 

Als er onzekerheid is over de identiteit van de aansprakelijke, dan kan men zich beroepen op artikel 6.23 nieuw B.W. omtrent de alternatieve oorzaken.

 

“Indien meerdere soortgelijke feiten waarvoor verschillende personen aansprakelijk zijn de benadeelde hebben blootgesteld aan het risico op het ontstaan van de schade die zich heeft voorgedaan, maar niet kan worden aangetoond welk van deze feiten de schade heeft veroorzaakt, is elk van deze personen aansprakelijk in verhouding tot de waarschijnlijkheid waarmee het feit waarvoor hij instaat de schade heeft veroorzaakt. Wie bewijst dat het feit waarvoor hij instaat geen oorzaak is van de schade, is evenwel niet aansprakelijk.”

 

 

SCHADE EN SCHADELOOSSTELLING

 

In het nieuwe burgerlijke wetboek worden een aantal basisregel vastgesteld, waaronder:

 

  • Enkel schadeloosstelling van zekere schade (art. 6.25 nieuw B.W.)
  • Schade bij terugslag (art. 6.27 nieuw B.W.)
  • Voortbeschiktheid en voorafbestaande toestand van de benadeelde (art. 6.29 nieuw B.W.)
  • Integrale schadevergoeding (art. 6.30 nieuw B.W.)
  • Schadeloosstelling door herstel in natura of door schadevergoeding, of door een combinatie van beiden (art. 6.31, §2 nieuw B.W.)
  • Omvang van de schade wordt bepaald op de datum die het tijdstip van de effectieve schadeloosstelling zo dicht mogelijk benadert (art. 6.32 nieuw B.W.)
  • Wanneer de omvang van de schade op geen enkele andere wijze kan bepaald worden, kan de rechter de schadevergoeding naar billijkheid vaststellen (art. 6.36 nieuw B.W.).
  • Vrije beschikking van de schadevergoeding (art. 6.39 nieuw B.W.)

 

In het nieuwe boek 6 zijn ook een aantal nieuwigheden opgenomen zoals:

 

  • Preventie van schade (art. 6.28 nieuw B.W.) :

 

“De kosten van dringende en redelijke maatregelen door de benadeelde genomen om dreigende schade of de verergering van schade te voorkomen, vallen ten laste van de aansprakelijke of van degene die aansprakelijk zou zijn indien de schade zich zou hebben voorgedaan, ook wanneer zij vruchteloos zijn geweest.

De rechter kan de aansprakelijke een bevel of verbod opleggen dat erop gericht is om de verergering van de schade te voorkomen die zou kunnen ontstaan door de herhaling of verderzetting van het schadeverwekkend feit.”

 

  • Bevel of verbod bij vaststaande of ernstig dreigende schending van een wettelijke regel die een bepaald gedrag voorschrijft (art. 6.40 nieuw B.W.):

 

“Bij vaststaande of ernstig dreigende schending van een wettelijke regel die een bepaald gedrag voorschrijft, kan de rechter, op vordering van een partij die aantoont hierdoor een aantasting van een van zijn zaken of van zijn fysieke integriteit te zullen lijden, een bevel of verbod opleggen dat erop gericht is deze wettelijke bepaling te doen naleven.”

 

  • Bijkomende vergoeding van nettowinst bij lucratieve fouten (art. 6.31 nieuw B.W.):

 

“Wanneer de aansprakelijke, opzettelijk en met de bedoeling winst te realiseren, inbreuk heeft gemaakt op een persoonlijkheidsrecht van de benadeelde of zijn eer of reputatie heeft aangetast, kan de rechter de benadeelde een bijkomende vergoeding toekennen gelijk aan het geheel of een deel van de nettowinst gerealiseerd door de aansprakelijke.”

 

  • Nieuwe schade en verergering van de schade (art. 6.37 nieuw B.W.)

 

“De benadeelde die vergoed werd voor schade als gevolg van een aantasting van zijn fysieke of psychische integriteit kan een bijkomende schadevergoeding vorderen voor de nieuwe schade of een verergering van de schade die het gevolg is van dezelfde aantasting maar die nog niet in rekening is gebracht en waarvan hij op het ogenblik van de beslissing van de rechter of van de buitengerechtelijke regeling redelijkerwijze geen kennis kon hebben. De afstand van dat recht blijft zonder uitwerking.”

 

  • Zaakschade (art. 6.38 nieuw B.W.)

 

“In geval van beschadiging van een zaak heeft de benadeelde recht op vergoeding van de kosten van het herstel ervan. Indien deze kosten hoger zijn dan de kosten van vervanging van de zaak door een zaak met dezelfde kenmerken, is de vergoeding beperkt tot het bedrag van deze laatste. De benadeelde heeft ook recht op vergoeding van de eventuele waardevermindering van de zaak na het herstel ervan.

In geval van tenietgaan van de zaak of wanneer het herstel ervan niet mogelijk is, heeft de benadeelde recht op vergoeding van de kosten die nodig zijn voor vervanging van de zaak door een zaak met dezelfde kenmerken die dezelfde functies vervult.”

 

PLURALITEIT VAN AANSPRAKELIJKEN

 

Aansprakelijkheid in solidum – Art. 6.19 nieuw B.W. 

  • 1 Meerdere personen die aansprakelijk zijn voor onderscheiden tot aansprakelijkheid leidende feiten die oorzaak zijn van eenzelfde schade, zijn in solidum aansprakelijk voor deze schade.
  • 2 Meerdere personen die aansprakelijk zijn voor eenzelfde tot aansprakelijkheid leidend feit zijn in solidum aansprakelijk voor de door dit feit veroorzaakte schade.

Wie een andere persoon aanzet om een fout te begaan of hem met dit doel helpt, is met deze persoon in solidum aansprakelijk voor de door deze fout veroorzaakte schade.

 

Feiten waarvoor de benadeelde aansprakelijk is en die een van de oorzaken zijn van de schade die hij lijdt – Art. 6.20 nieuw B.W.

  • 1 Indien een feit waarvoor de benadeelde aansprakelijk is, een van de oorzaken is van de schade die hij lijdt, wordt zijn recht op schadeloosstelling verminderd in de mate waarin dit feit heeft bijgedragen tot het ontstaan van deze schade.
  • 2 Een persoon voor wie een ander aansprakelijk is op grond van de bepalingen over aansprakelijkheid voor andermans daad kan deze bepalingen niet inroepen tegen de persoon die op grond ervan voor hem aansprakelijk is.

Een persoon door wiens fout de voorwaarden vervuld zijn op grond waarvan een ander foutloos aansprakelijk is, kan deze foutloze aansprakelijkheid niet inroepen tegen de persoon die foutloos aansprakelijk is.

  • 3 De benadeelde heeft geen recht op schadeloosstelling indien een fout die hij zelf beging met het opzet schade te veroorzaken een van de oorzaken is van de schade die hij lijdt. Hetzelfde is het geval indien deze fout begaan werd door een persoon voor dewelke de benadeelde aansprakelijk is.

De benadeelde heeft recht op schadeloosstelling voor het geheel indien een van de oorzaken van de schade die hij lijdt een fout is die een aansprakelijke derde beging met het opzet schade te veroorzaken. Hetzelfde is het geval indien deze fout begaan werd door een persoon voor dewelke de derde aansprakelijk is.

Indien zowel de benadeelde als de aansprakelijke derde of een persoon voor wie zij aansprakelijk zijn een fout begingen met het opzet schade te veroorzaken, is paragraaf 1 van toepassing.

  • 4 Wanneer de benadeelde minder dan twaalf jaar is, wordt zijn recht op schadeloosstelling niet verminderd.

 

Regresvorderingen onder medeaansprakelijken – Art. 6.21 nieuw B.W.

  • 1 Wanneer meerdere personen aansprakelijk zijn voor eenzelfde schade, kan degene die de benadeelde heeft schadeloosgesteld regres uitoefenen tegen elke medeaansprakelijke in de mate waarin het feit waarop diens aansprakelijkheid berust heeft bijgedragen tot het ontstaan van de schade.
  • 2 Een persoon voor wie een ander aansprakelijk is op grond van een aansprakelijkheid voor andermans daad kan tegen de persoon die voor hem aansprakelijk is geen regres uitoefenen op basis van deze aansprakelijkheid.

Een persoon die foutloos aansprakelijk is kan regres uitoefenen voor het geheel tegen de persoon door wiens fout de voorwaarden voor deze aansprakelijkheid vervuld zijn.

  • 3 Degene die de benadeelde heeft schadeloosgesteld, kan geen regres tegen een medeaansprakelijke uitoefenen indien hij aansprakelijk is op grond van een fout die hijzelf of een persoon voor wie hij aansprakelijk is, beging met het opzet schade te veroorzaken.

Degene die de benadeelde heeft schadeloosgesteld, kan regres uitoefenen voor het geheel tegen elke medeaansprakelijke die aansprakelijk is op grond van een fout die hijzelf of een persoon voor wie hij aansprakelijk is, beging met het opzet schade te veroorzaken.

Indien zowel degene die de benadeelde heeft schadeloosgesteld als de medeaansprakelijke of een persoon voor wie zij aansprakelijk zijn, een fout begingen met het opzet schade te veroorzaken, is paragraaf 1 van toepassing.

 

 

Tot zover een beknopt overzicht van enkele regels uit het nieuwe buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht.   Deze zullen ongetwijfeld nog tot discussie leiden en aanleiding geven tot nieuwe rechtspraak.

 

Voormelde uiteenzetting is geenszins een volledig overzicht. Het betreft een korte beperkte uiteenzetting. Het gebruik van dit materiaal geldt onder voorbehoud van alle rechten en zonder enige nadelige erkentenis, noch verzaking. MM Justice Advocaten kunnen niet aansprakelijk gesteld worden op grond van deze informatie.

Laatst geüpdatet op 13/09/2024

Contacteer ons